Vaak genoeg was het haar gezegd, het leven ís niet eerlijk. En nu werd ze daar weer boven op gedrukt. Sunset drukte zichzelf tegen de boomstam aan. Ze hield zich stil en zette haar gehoor op scherp. Waar waren ze? Ze was het dorp in gegaan en had brood gestolen. Maar aangezien ze gewond was, ze was de dag ervoor hard door haar enkel gezwikt en het bleef pijn doen, verliep haar strooptocht niet zo soepel als normaal. Ten eerste had ze veel meer geluid gemaakt dan anders, waardoor ze gehoord was. Een paar gewone burgers kwam haar achter na. Gewone burgers, maar met wapens. Sunset had het brood mee gegritst en was weggerend. Maar met een verzwikte voet lukt dat natuurlijk niet. Ze was snel naar het bos gegaan en de bomen in geklommen. De burgers hadden zich omgedraaid en haar laten zitten, denkend dat ze toch de boom niet meer uit zou kunnen komen. Nou, dat hadden ze mis, want nu zat ze toch echt op de grond tegen de boomstam. Ze hees zichzelf omhoog en keek nog een keer om de stam heen. Ja, ze waren echt weggegaan. Ze haalde een hand door haar haar en trok haar kap over haar hoofd heen. Zo goed en kwaad als het ging begon ze te lopen, terwijl ze stukken van het brood af scheurde en opat. Ze schrok toen ze niet heel ver weg een tak hoorde kraken. Het was te luid om van een dier afkomstig te zijn. Ze slikte haar laatste hap brood door en haalde zacht de boog van haar rug. Ze legde een pijl op de pees, maar spande hem nog niet. "Wie is daar?" klonk haar stem.